Skip to content

Kinderombudsvrouw Margrite Kalverboer luidde vorige week de noodklok: gemeentelijke wijkteams geven te lang lichte hulp aan kinderen in nood, waardoor situaties escaleren. Psychiaters die tegen de overheveling van Jeugdzorg naar gemeenten waren, buitelen over elkaar heen in het claimen van hun gelijk. Zij lijken echter over één belangrijke conclusie van het onderzoek van de Kinderombudsvrouw heen te lezen: vooral de mate van samenwerking tussen huisarts, wijkteam, en instellingen bepaalt of problemen escaleren.

Dit impliceert dat psychiaters en psychiatrische instellingen zelf medeverantwoordelijk zijn wanneer situaties uit de hand lopen: zij werken dan kennelijk niet goed samen met wijkteams. De psychiatrie was al nooit goed in het hand in eigen boezem steken; ze leek zich bijvoorbeeld nauwelijks bewust van het feit dat de gehekelde transitie van Jeugdzorg het gevolg was van het eigen uit de voegen groeien. Met de psychiatrie aan het roer kregen steeds meer kinderen voor steeds lichtere problematiek psychiatrische diagnoses en behandelingen. Instellingen breidden uit en nieuwe poli’s werden opgericht. Het aantal ADHD-medicatievoorschriften aan kinderen verdubbelde in tien jaar tijd en terwijl autisme vroeger een zeer zeldzame diagnose was, had 1 op de 33 kinderen in 2014 volgens hun ouders een aan autisme verwante stoornis. Ruim 60% van deze kinderen werd hiervoor behandeld in de specialistische tweede lijn. Er zijn geen aanwijzingen dat al deze zorg voor onze jeugd geholpen heeft; er lijkt eerder sprake te zijn van een door aanbod gecreëerde toegenomen vraag naar hulp.

Het werd voor de samenleving wel steeds moeilijker om de stijgende kosten voor Jeugdzorg te blijven dragen. Daarnaast klonken er steeds meer geluiden en zorgen over overdiagnostiek en overbehandeling van kinderen. De kinderpsychiatrie negeerde deze signalen en groeide door. Totdat het Rijk twee jaar geleden dus noodgedwongen ingreep en Jeugdzorg overhevelde naar de gemeenten, die de opdracht kregen om te zorgen voor meer preventie en de-medicalisering.

Om lichte hulp te bieden in een vroeg stadium zijn wijkteams opgericht. Wijkteammedewerkers zijn professionals met een opleiding in het sociale domein. Ze kennen de buurt, het gezin en de school, en kunnen zorg bieden aan het kind in zijn leefomgeving, iets wat voor een psychiater lastiger is. Er zijn weinig psychiaters die bij kinderen thuis of op school komen om problematisch gedrag te observeren in de context waarin het zich voordoet. Daar zijn ze veel te duur voor.

Je zou verwachten dat psychiaters daarom graag willen samenwerken met wijkteams. Specialistische kennis en kennis uit de dagelijkse praktijk van een kind kunnen elkaar mooi aanvullen. Uit het artikel ‘Jij hebt helemaal geen psychiater nodig, kind’ in de NRC van 4 november jongstleden, blijkt echter iets anders. Psychiaters zouden bang zijn dat gemeenten op hun stoel gaan zitten. Jeugdpsychiater Ronny Tanpaap stelt dat ze de verantwoordelijkheid voor een kind onmogelijk kan delen met “een niet-medicus uit een wijkteam”. Hieruit blijkt eerder neerbuigendheid dan waardering voor de buurtzorgwerker.

De Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie neemt de ophitsende frase ‘gemeenten op de stoel van arts’ over in haar persbericht van 11 november ‘Jeugdwet belemmert goede uitvoering kinder- en jeugdpsychiatrie’. De bezorgdheid van de lezer groeit, als hij zich voorstelt hoe een daarvoor niet geschoolde ambtenaar beslissingen neemt over kinderen en gezinnen in nood. Dit door o.a. de NVvP geschetste beeld slaat echter nergens op. Ten eerste zit er met een wijkteammedewerker een gekwalificeerde professional op een stoel, niet een willekeurige gemeenteambtenaar. Ten tweede zit die wijkteammedewerker daar niet in plaats van de psychiater, maar naast de psychiater. De gedachte erachter is dat deze professionals elkaar met hun verschillende soorten kennis en manieren van kijken goed kunnen aanvullen.

Het lijkt er echter op dat de psychiatrie de waarde van wijkteammedewerkers niet (h)erkent en dat sommige psychiaters zichzelf te goed vinden voor samenwerking met deze krachten. En daar zou het weleens mis kunnen gaan, gezien de eerder genoemde conclusie van de Kinderombudsvrouw dat samenwerking juist nodig is om escalatie van problemen in gezinnen te voorkomen.

Het wordt tijd dat psychiaters hun arrogante houding laten varen en zich coöperatief opstellen naar gemeentelijke wijkteams. Met een gekort budget dragen gemeenten verantwoordelijkheid voor een taak waar de psychiatrie zelf in gefaald heeft: gepaste zorg bieden aan ieder kind en gezin, niet teveel en niet te weinig, zodat specialistische zorg bewaard en betaalbaar blijft voor kinderen met ernstige problemen. Het zou psychiaters sieren als ze waar mogelijk steun bieden bij deze moeilijke opdracht. Wantrouwen naar gemeenten en neerkijken op wijkteammedewerkers is niet alleen onterecht, het staat optimale zorgverlening aan kinderen en gezinnen in de weg.

 

Back To Top